Fietsonderdelen worden met schroefdraadverbindingen aan het frame gehangen. Boutverbindingen zijn (zo gaat de theorie) ontworpen om vast te kunnen maken en ook weer los te kunnen nemen, maar zoals zo vaak zit er afstand tussen theorie en praktijk. Reden genoeg om dit fenomeen eens nader te bekijken.
Om er voor te zorgen
dat bout en moer (of draadgat etc.) een goede verbinding
kunnen
vormen, moeten beide onderdelen voorzien zijn van dezelfde
schroefdraad. Schroefdraad bestaat echter in een zeer grote
verscheidenheid en vaak is met het oog niet te zien met welke
variant
we te maken hebben. Niet altijd zijn de verschillen zo groot
als
tussen een gloeilamp, een spil van een bankschroef of een dop
van een
ouderwetse vulpen. De hier aangehaalde voorbeelden nemen
echter een
bijzondere positie in, normaal gesproken zal onze schroefdraad
in
dwarsdoorsnede een driehoekig profiel vertonen. Maar ook
met
deze beperking blijven er nog ontzettend veel variaties in
diameter
van de boutsteel (d), tophoek (2 x ï¢)
en spoed (p) over.
Om enigszins lijn in deze
veelvoud aan te brengen zijn de schroefdraadsoorten
genormeerd.
Zo kennen we bijvoorbeeld fijne, normale en grove metrische
draad,
UNF en UNC, Whitworth (ook weer grof, middel en fijn), BA of
BSP, en dit is slechts een beperkte opsomming. Voor rijwieldraad
zijn er aparte normen zoals FG, CEI, BSC en nog een zootje
curiosa.
Bij fietsen wordt tegenwoordig voor de gewone bouten en moertjes metrische draad gebruikt, maar specifieke fietsspullen zoals balhoofd, trapas of pedalen hebben hun eigen draadsoort. Vaak is dat British Standard Cycle draad, maar er bestaat ook Italiaans, Zwitsers, Japans en Frans en ? schroefdraad.
Ook metrische boutjes worden vaak niet volgens de norm geproduceerd. Bij een bepaalde boutdiameter legt de norm ook de afmetingen van de boutkop vast, en daar wordt bij fietsen veelvuldig een potje van gemaakt.
Om de schoefdraad van twee
componenten te vergelijken is het opmeten van de diameter van de
draad meestal onvoldoende. Pas als je de bekende en onbekende
bout op
elkaar kunt leggen zo dat de schroefdraden over de gehele lengte
in
elkaar passen, is het draad van dezelfde familie. Op
metrische
bouten zie je vaak een M op de kop geperst, gevolgt voor een
aanduiding van de materiaalklasse, bv 8.8.
Zoals gezegd zijn de boutjes om dingen vast te zetten op de fiets tegenwoordig bijna altijd normaal metrisch. Dus M5 voor de bidonhouders en spatborden, M6 vaak voor zadelklemboutjes en M8 als het een dikke bout moet zijn zoals bij een eenbouts zadelpen. Als er verder niks wordt aangegeven zal de spoed normaal (volgens de norm) zijn, maar soms wordt een fijne spoed gebruikt: trapasbouten zijn bijvoorbeeld M8x1 ipv de standaard M8 x 1.25mm. De diameter over de draad gemeten is dus wel in beide gevallen 8mm , maar de bout met fijne draad moet meer omwentelingen maken voor de zelfde verplaatsing. Meet ook nooit de boutdiameter over de schacht, want bij gerolde draad is de schacht dunner dan de draadsectie.
Boutlengte wordt gemeten zonder de kop, maatgevend is de dikte van het onderdeel dat je met de steel kunt vastschroeven.
Metrische draad is niet ontworpen voor veel grip in zacht aluminium, wees er dus op bedacht dat bij aluminium voorbouwen er toch weer voor een aparte draadsoort is gekozen.
schroefdraad |
|
|
achteras |
10 x 26 tpi (ita.) |
|
achteras |
10 x 1 (JIS) |
|
baankrans op naaf |
BSC 1.37 x 24 tpi |
|
balhoofdstel 1" |
BSC 1" x 24 tpi |
|
balhoofdstel 25 mm |
M 25 x P 1.0 (frans) |
|
bracket |
ita. 36mm x 24 tpi (italiaans 70 mm breed) |
|
bracket |
bsc 1.37" x 24 tpi (engels, 68 mm breed , rechter cup linkse draad) |
|
freewheel op naaf |
BSC 1.37" x 24 (zeldzaam 34.7 x 1 of 35mm x 24tpi) |
|
padoog v achterderailleur |
10 x 26 tpi = 10 x 1.0 mm |
|
pedalen |
M14 x 1.25 (frans, linker pedaal linker draad) |
|
pedalen |
BSC 9/16" x 20 tpi (engels, linker pedaal linker draad) |
|
vooras |
9mm x 1 ( JIS) |
|
vooras |
9 mm x 26 tpi (ita) |
|
Gereedschap
Om boutverbindingen los te kunnen nemen heb je gereedschap nodig. Hieronder vallen onder andere: steeksleutels, ringsleutels, pijpsleutels, dopsleutels, verstelbare sleutels (bv Bahco's), tangen, hamers en beitels.
Een steeksleutel heeft een open bek en draagt slechts op twee hoeken van de moer. Door de open bek is de steeksleutel snel om te zetten, handig bij het losnemen van stroef lopende verbindingen. Een steeksleutel heeft een knik van 15 graden tussen bek en steel. Door te duwen op de 'hoge' kant van de steel druk je de sleutel steviger op de moer. Bij erg vastzittende exemplaren is het beperkte draagvlak echter in het nadeel en dan is het erg eenvoudig om de hoeken van de moer af te draaien.
Een ringsleutel is dan al een betere keus. Allereerst draagt een ringsleutel op 6 hoeken, maar ook is de steel vaak doorgezet, zodat je voor je handen meer ruimte krijgt. Maar ook dan doe je er verstandig aan bij grote krachten de sleutel met een open hand weg te duwen zodat je, mocht de sleutel onverhoopt toch losschieten, niet meteen je knokkels open hebt liggen. Nog meer grip krijg je met de sleutels met een inwendig zeskantsprofiel. Dit kom je tegen bij sommige doppensets en zware pijpsleutels.
Formule 1
Een doppenset is een set gereedschap bestaande uit doppen die precies om een bepaalde boutkop passen en die voorzien zijn van een vierkant gat waarmee de dop, eventueel met verlengstuk, op een ratel of schuifhecht kan worden gestoken. Er zijn ook speciale doppen voor imbusbouten, bougies en ster en hi tork schroeven. Afhankelijk van de maat van het vierkant praten we over een 1/4 ", 3/8 " (aero), 1/2 " of een 3/4 " doppendoos. De 1/2 duimse uitvoeringen zijn het meest verbreid en in zo'n set tref je meestal doppen aan van 10 tot 32mm. 3/8" sleutelt wat lichter en sneller en daar proppen dan ook de formule 1 jongens hun rode ladenkasten mee vol. In betaalbare kwaliteit is 3/8" voor ons echter aan de lichte kant. 3/4" is voornamelijk handig bij vrachtwagens, en 1/4" kom je vaak tegen in combinatie met een schroevedraaier handvat. Met een zeskant doppenset (er zijn ook twaalfpunts doppen) is het vaak nog mogelijk om bouten met rondgedraaide koppen los te krijgen. Beter zou natuurlijk zijn de zeskantdop al in te zetten als de bout nog heel is.
Doppen en ratels zijn bij fietsen meestal overkill. Wel zie je dat momentsleutels steeds vaker gebruikt worden, want die combineren meestal het makkelijkst met doppen. (er zijn ook veel duurdere momentsleutels waar je een steeksleutel op kunt zetten) Adapters om sluitkransen of bracketcartridges te monteren zie je daarom veel met een aandrijfvierkant.
Verstelbare sleutels hebbenéén eigenschap gemeen: ze passen altijd slecht. Door de verstelbaarheid zullen de bekken nooit parallel blijven, en dit veroorzaakt al gauw beschadigingen. Dus alleen in noodgevallen gebruiken, zoals bij achtkantige balhoofdmoeren.
Tangen en moeren of bouten horen niet bij elkaar. Daarop zou ik maar een uitzondering willen maken: de grip tang. Deze tang is ontzettend handig om een bout tegen te houden terwijl je de moer aan het losdraaien bent, bijvoorbeeld in die gevallen waarbij je een hand tekort komt. Het zal duidelijk zijn dat de hamer en beitel alleen voor die gevallen zijn bedoeld, waarin alle andere mogelijkheden reeds gefaald hebben.
Goed gereedschap onderscheidt zich van matige kwaliteit door het bezitten van een merknaam (anders dan 'Cro mo') en door een slanke vormgeving van de ogen. Goedkoop chroom heeft de vervelende eigenschap in scherpe schilfers los te laten. Met metrische zeskantdoppen valt in de praktijk goed te werken. De setjes uit het verre oosten onderscheiden zich van hun Europese broertjes door een gunstiger prijs en een ongunstiger prijs / kwaliteitsverhouding. Ratels zijn er vaak in twee uitvoeringen: omschakelbaar en omsteekbaar. Een omsteekbare ratel is practisch onverwoestbaar, maar het is goed mogelijk om de ratel met dop in een nauwe ruimte klem te draaien, en dan kan je niet meer terug......
Inbusbouten
Veel boutjes in de fiets zijn voorzien van een cylinderkopschroef met binnenzeskant. Wij noemen dat een inbusbout, Inbusbouten hebben het voordeel dat ze uitwendig glad zijn, en geen ruimte buiten de kop innemen, zodat ze dicht naast elkaar en in verzonken gaten kunnen worden toegepast. Het zeskant geeft een veel betere grip dan een (kruis)kopsleuf, zodat de bouten echt aangedraaid en dus hoog belast kunnen worden. Inbussleutels zijn meestal uitgevoerd als een haaksleutel, maar er zijn ook varianten als schroevedraaier of als dop. De schroevedraaiers (vaak voorzien van bolkop zodat je ze onder een hoek kunt gebruiken) zijn erg practisch om de schroeven snel in te draaien, zoals bij het bij het monteren van een bidonhouder. Een dopvariant past op een momentsleutel, en wordt bijvoorbeeld gebruikt voor het gecontroleerd vastzetten van de crankbouten.
Nadeel van inbusbouten is dat ze vol lopen met vuil en water, zodat je ze vaak eerst moet leeg krabben.
Torx
Torx is een moderne
kruising tussen kruiskopschroef en inbusbout, die zich in auto's
al
flink aan het doorzetten is. De koppen zijn nog weer compacter
dan
bij de inbusbout, en je kunt ze nog vaster aandraaien. Bij
fietsen
kom je ze tegen bij remschijven, bladboutjes en Rohloff naven.
Je
hebt er speciale schroevedraaiers of bitjes voor nodig. Nadeel
is dat de sleutel altijd recht op de bout moet staan, een bolkop
variant is niet mogelijk. En het is mode om overal zinloos
Torxkoppen op te zetten, dus het sleutelen (probeer maar eens de
achterste HS 33 onder de Tubus drager af te stellen) wordt er
niet aangenamer op.
Torx sleutel met T-greep
Boutverbindingen: Wil het los?
Nieuwe bouten en moeren zullen bij demontage nauwelijks problemen opleveren. Problemen ontstaan eerst bij vastgeroeste exemplaren. Om te beginnen is het dan slim om te overleggen of de bout en moer ons na aan het hart liggen. Soms is het handiger om de bout vast te draaien tot hij breekt. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij meedraaiende spatbordmoeren waar we geen grip op kunnen krijgen.
Moet de verbinding wel gewoon los, dan is het zaak de roest op het nog uitstekende draadgedeelte zo goed mogelijk weg te borstelen en in te olien. Kruipolie in laten trekken is ook een prima idee. Brengt dit niet het gewenste resultaat, dan is het misschien mogelijk de moer of boutkop met de lasbrander even roodheet te stoken. Bij dat soort temperaturen is motorolie ook een uitstekende kruipolie. Schroeven in draadgaten hebben vaak ook veel baat bij een forse klap op hun kop om de draad los te schrikken. En veel schroevedraaiers hebben bovendien de mogelijkheid om een steeksleutel op de steel te zetten, waardoor het gemakkelijker wordt het bled (zo heet het einde) goed in de schroefgleuf te houden.
Een ander probleem dat soms een rol speelt is dat we met de kracht waarmee we op het uiteinde van de sleutel hangen het gereedschap van de moer kantelen. Dit speelt vooral een rol als we een verlengstuk gebruiken bij de doppendoos, bij zeer vast zittende pignons etc. Vaak helpt het dan om een stuk pijp over het schuifheft te steken: door de langere hefboom heb je minder kracht nodig en kun je de zaak beter in de hand houden.
Vastdraaien
Om te voorkomen dat een boutverbinding zich weer loswerkt en om er zeker van te zijn dat de bout de bedrijfskrachten kan opnemen, moet de bout binnen zekere grenzen worden aangehaald. Door de fabrikanten van moersleutels is hier al enigszins rekening mee gehouden, door grotere sleutelwijdtes ook langere stelen mee te geven, maar individuele interpretatie speelt dan nog steeds een grote rol. Bovendien kan en moet een betere bout(materiaal)kwaliteit doorgaans harder worden aangetrokken.
Een methode om aan te geven hoe vast een bout moet worden aangehaald is het opgeven van het aanhaalmoment. Hiertoe moet je een momentsleutel gebruiken, een sleutel waarbij je in de eenvoudigste vorm met een wijzer kunt aflezen hoever de sleutel al aan het doorbuigen is, en dus hoe hard je er op aan het hangen bent. Plezieriger echter werken momentsleutels die bij een vooraf ingesteld moment een duidelijk voelbare tik geven. Meestal worden momentsleutels aangeboden met een 1/2" aandrijfvierkant (doppendoos), maar er bestaan ook uitvoeringen met steeksleutels enzo. Een exemplaar met een bereik vanaf 30 Nm is voor de meeste kritische toepassingen (trapas, cassette sluitring) voldoende. Heb je kritische M5 en M6 boutjes (Carbon?) dan kom je er niet met een momentsleutel maar moet je ook nog een kleintje aanschaffen met een laag bereik (1/4" aandrijfvierkant)
Het aanhaalmoment is gedefinieerd als kracht maal arm (F x l), dus met de eenheid Newton x meters. Als we een bout met 30Nm moeten aanhalen, en onze sleutel is 25 cm lang, dan moeten we dus op het einde van de sleutel een kracht uitoefenen van 30 Nm / 0.25m = 120N 120 Newton is hier op aarde voor het gemak gelijk te stellen aan een gewicht van 12 kg |
aanhaalmomenten |
(doorgaans opgave Shimano) |
|
cantilever bevestigingsbout (m6) |
5-7 Nm |
|
centrale bout cassettefreewheel nr naaf |
35-50 Nm (10 mm inbus) |
|
centrale schroef crossversteller |
3 Nm |
|
crankbout |
35-50 Nm (standaard vierkante as, Shimano spline) |
|
derailleur nr pad |
8-10 Nm |
|
derailleurkabel klembout |
5-7 Nm |
|
expander crossversteller |
5-6 Nm ( linksom is vast) |
|
HG cassette borgring |
30-50 Nm |
|
kabelstopper op commandeurnok |
2 Nm |
|
kettingbladbout |
5-7 Nm |
|
klembout kroonstuk suspensionvork m5 |
12 Nm (Rond WP) |
|
klembout kroonstuk suspensionvork m6 |
9 Nm (RST) |
|
m5x 0.8 bout |
5-7 Nm |
|
m6 x 1 bout |
6-8 Nm |
|
m8 x 1.25 bout |
20-25 Nm |
|
pedaal nr crank |
35 Nm |
|
remblok bevestigingsmoer (m6) |
8-9 Nm |
|
remblok zijtrekrem (m6) |
5-7 Nm |
|
remgreep nr racstuur |
6-8 Nm |
|
remhoef nr frame |
8-10 Nm |
|
remkabel klembout (m6) |
5-8 Nm |
|
Shimano bracketunits |
50-70 Nm (30-40 Nm voor plastic) |
|
spanner uitvalas |
handel // as plaatsen, spanmoer aandraaien tot speling weg is, handel 90 graden doordraaien |
|
SPD schoenplaatjes |
5-6 Nm |
|
Sram gripshift klemschroef |
1.5 Nm |
|
STI-greep nr stuur |
6-8 Nm |
|
STI ratel op remkabelhouder |
4-5 Nm |
|
Borgmiddelen
Er zijn diverse methoden om er voor te zorgen dat bouten en moeren niet weer loslopen. Het borgen met draad of splitpennen is een duidelijk herkenbare maatregel. Het omvouwen van speciale borgplaatjes is een andere variant. Borgmoeren bestaan ook in diverse typen. Allemaal hebben ze gemeen dat ze op een of andere manier de wrijving tussen bout en moer op een kunstmatige manier verhogen.
Dat kan bijvoorbeeld gebeuren door nylon proppen of ringen (nylocs) of door het driekantig duwen van de moer. Deze laatste volledig stalen variant treffen we vaak bij uitlaatmoeren aan: nylon is uiteraard maar beperkt hittebestendig.
Ook beperkt hittebestendig zijn de anarobe lijmen zoals Loctite. Deze chemische borgmiddelen functioneren ook alleen betrouwbaar als de oppervlakten vetvrij en schoon zijn. De zware varianten zijn makkelijk los te krijgen door de bout goed heet te stoken, maar voor de normale Loctite is dat nauwelijks nodig.
Veerringen hebben de hinderlijke eigenschap het vlak onder de boutkop te beschadigen, en soms niet altijd even betrouwbaar hun werk te doen. Maar als er zo'n ring tussen zit zou ik hem toch maar laten zitten. Bij fietsen worden ze vaak gebruikt om het massacontact van de fietsverlichting te maken