De zit
(c) 1998 m.s.gerritsen
inhoud: zadelhoogte,
framehoogte,
zithoek,
zitlengte,
pins
and needles,
schoenen,
cranklengte,
stuurbreedte,
kleine
frames
Op te kleine of te grote
schoenen op vakantie gaan is geen fijn vooruitzicht, en het zelfde geldt
voor een niet passend frame. Een fiets moet op 'maat' zijn, dus afgestemd
op beenlengte, de lengte van je armen en bovenlichaam, je rijstijl en allerlei
moeilijk te quantificeren grootheden zoals gevoel. Dat gaat dus verder
dan het uitzoeken van de framehoogte, want de verhouding tussen beenlengte
en arm-romplengte kan fors verschillen, zowel tussen man-vrouw als ook
binnen de geslachten onderling. Als een frame veel te lang voor je is,
wat het geval zal zijn als je bovengemiddeld lange benen hebt en dus een
korte romp, wordt je zit veel te uitgestrekt. Een fietsenmaker die alleen
naar beenlengte of lichaamslengte kijkt (de 'ik zie het al in de deuropening'
of de 'ik ga geen frame bestellen als ik de kleur in een andere maat op
voorraad heb' brigade), gaat zeker bij vrouwen vreselijk de mist in.
Het probleem bij het zoeken
naar de goede zit is helaas dat alles went, en veel fietsers zitten als
een drol op de fiets. Een goede houding is echter efficienter, en ook veel
comfortabeler.
Als je twijfelt of klachten
hebt, is het een goed begin om je in een kundige fietsenzaak uitgebreid
op te laten meten. Je gegevens worden door een computer gehaald, en je
krijgt een voorstel mee naar huis wat een objectief vertrekpunt is. Vervolgens
meet je je fiets op, en trek je je conclusies. Bedenk wel dat de computer
ook alleen maar weet wat de fietsenmaker gemeten heeft, jouw gevoel zit
er niet in. Verander bij voorkeur niet te veel in een keer. Een kennersoog
is ook een prima aanvulling, maar pas op dat je niet een racepositie krijgt
opgedrongen als je daar geen zin in hebt. Ga fietsen met een paar sleuteltjes
in de achterzak, en probeer eens wat uit, zoals het zadel een halve centimeter
naar voren schuiven of juist terug, het stuur hoger of lager zetten, of
een (kleine) aanpassing van de zadelhoogte.
Pas ook op voor de vuistregels
die de ronde doen, vele zijn pure onzin, en bij de rest horen ongeschreven
randvoorwaarden om ze kloppend te krijgen. Zo zijn er regels over loodlijnen
door kniegewrichten en pedalen (wel eens een ligfiets gezien?) of een vuistregel
over de afstand zadel-stuur aan de hand van de onderarm lengte: die zit
er bij mij maar 8 cm naast! En of je, als je naar beneden kijkt, de voornaaf
achter of voor het stuur ziet uitsteken, zegt meer over de stuurgeometrie
en de bovenbuislengte dan over je zithouding.
zadelhoogte
De zadelhoogte is tamelijk
eenduidig te bepalen. Meet eerst je binnenbeenlengte op. Dit kun je redelijk
nauwkeurig doen met een assistent, een stevig boek in je kruis en een deur
als achtergrond. Sta rechtop met je rug tegen de deur, en zonder schoenen.
De 'ideale' zadelhoogte is 1.08 keer deze afstand. Zet je fietsschoen op
het pedaal, zet de crank in het verlengde van de zadelbuis en meet de afstand
van de binnenkant zool tot de bovenkant zadel langs de zadelbuis. Het zadel
moet daarbij -nagenoeg- horizontaal staan. Deze maat geldt voor een
knalhard en rond Unica Nitor zadel uit de 70-er jaren, dus kijk niet vreemd
op als een paar milimeter meer of minder beter blijkt. Op ATB's zet je
het zadel vaak toch weer iets lager (makkelijker met de acrobatiek), en
als je bekken met iedere trap kantelt zit je te hoog. Dat is zeker niet
aan te raden, want met overstrekken krijg je makkelijk een blessure, zoals
knieklachten of kramp in de hamstrings. Iets te laag is een veiliger vergissing.
Framehoogte
Er zijn twee manieren om
de framehoogte te bepalen: hart bracket tot bovenkant buis (nederlandse
methode), of van het hart van het bracket tot aan het snijpunt bovenbuis-zitbuis
(italiaans). De Italiaanse methode geeft een ca 2 cm kleiner getal. Bij
een horizontaal lopende bovenbuis geeft de framehoogte dus een goede indicatie
van de stuurhoogte. Een hoger frame zorgt er voor dat het stuur hoger komt
en dus wordt de zitpositie meer rechtop. Honderd jaar geleden, (toen mannen
nog mannen waren?) was het niet ongewoon om op een fiets te rijden waarbij
de bovenbuis zo hoog was, en het zadel zo laag stond, dat je niet met de
voeten op de grond over de bovenbuis kon staan. Tegenwoordig vinden we
5 cm speling (bij MTB's nog meer) wel zo prettig, en staat het stuur dus
of lager, of wordt er een hogere stuurpen toegepast. Racers, die een diepe
zit wensen, rijden daarom graag op een klein frame, en touristen die minder
van het asfalt willen zien komen eerder bij hun maximale framemaat uit.
Bij op/aflopende bovenbuizen
is de relatie framehoogte-stuurhoogte helemaal losgelaten. Soms geeft de
fabrikant dan nog de virtuele framehoogte op.
Zithoek
Technisch gesproken wordt
de zithoek bepaald door de hellingshoek van de zadelbuis en de positie
van het zadel op de zadelpen. Het zadel laat zich verschuiven, en ook is
er verschil mogelijk in de zadelpen. ATB's hebben vaak een luie zithoek
(want de zadelbuis op de zelfde hoek als de balhoofdbuis bouwt lekker makkelijk),
en daar zie je dan ook veel pennen waar het zadel recht op de pen en dus
naar voren staat. Bij racefietsen zit het hart van de zadelbevestiging
vaak achter de as door de pen. De zadelbuishoek varieert ergens tussen
65 graden (lui!) en 80 graden(American, triathlon) Tourfietsen zitten meestal
in de buurt van 72 tot 75 graden. De zithoek is ondermeer afhankelijk van
de 'vouw' in je middenrif. Zit je lekker rechtop dan hoort daar een luie
zithoek bij, bij een racy positie hoort ook een meer rechtop zadelbuis.
Vrouwen zitten anders op een zadel (ander bekken) en ook met een meer bolle
rug, dus daar hoort een weer steilere zit bij.
En met grote voeten of relatief
lange bovenbenen zet je het zadel weer verder naar achteren.
Zitlengte
Technisch wordt de lengte
van de zit bepaald door de lengte van de bovenbuis, de positie van het
zadel ten opzichte van de hartlijn door de zitbuis, en door de lengte van
de stuurpen en het gemonteerde stuur. De bovenbuis lengte is de belangrijkste
maat in het frame, maar in productie is die het lastigst te varieren. Kijk
niet raar op als een fabrikant 12 framehoogtes levert en maar 4 bovenbuis
lengtes . Ergonomisch is dat onlogisch, want stuur en zadel kun je makkelijk
hoger zetten, maar uit elkaar is maar beperkt mogelijk. Je kunt wel een
langere stuurpen monteren om een te kort frame te compenseren, maar door
de veranderende gewichtsdistributie en de daarmee verslechterende stuureigenschappen
is dit aan grenzen gebonden.
De gewenste zitlengte is
afhankelijk van de lengte van je armen en romp, de haalbare/gewenste kromming
van de rug in combinatie met de kanteling van het bekken, en van de diepte
van de zit. Er bestaan computerprogramma's (Ons eigen
Radicalc, Bio-racer, Cyclefit, Fit-kit etc) die daar in meer of mindere
mate rekening mee houden. Beschouw de computeruitdraai echter als een suggestie,
en niet als de heilige waarheid.
Pins and needles
Een niet ongewone klacht
die op kan treden als je lang op de fiets zit is tintelende of dode vingers
en/of handpalmen. Dit wordt veroorzaakt door het afknellen van zenuwen
in de handpalmen. Dit is een vorm van RSI waar je je niet bij neer moet
leggen. RSI staat voor repetitive strain injuries, en met een niet zeuren
mentaliteit kan je jezelf ernstig en blijvend letsel toebrengen. Preventieve
maatregelen zijn: de juiste zit dus niet te lang of te uitgestrekt, handschoenen
met dikkere kussens onder de handpalmen, frequent van houding wisselen
(makkelijker met een racebocht dan met een ATB-stuur), meerdere lagen stuurlint
of foam (foam helpt misschien, maar voelt wel vies-warm aan), eventueel
vering (of een verende stuurpen), of voor hopeloze gevallen een ligfiets.
Schoenen
Fietsschoenen hebben een
stijve zool onder de bal van de voet om de pedaaldruk zo goed mogelijk
te verdelen. Gewone sportschoenen zijn te zacht, en je zaagt de zool bovendien
makkelijk door op het klassieke kooipedaal. Bovendien kun je een fietsschoen
zo aan het pedaal bevestigen dat je ook kunt trekken (klimmen!) en schiet
je voet bij grote vermoeidheid niet per ongeluk uit het pedaal.
Het klassieke fixatiesysteem
is de toeclip met riem, aangevuld met een schoenplaatje met een gleuf.
Het schoenplaatje wordt onder de zool geschroefd en steekt uit, zodat je
moeilijk op dit soort schoenen kunt lopen, maar des te beter uitglijden.
Vroeger was het nog erger, en moest je het plaatje onder de zool spijkeren
(de spijkertjes bleven er óf uitvallen, óf het plaatje zat
verkeerd). Voor light-duty vakanties zou je nog met toeclips zonder schoenplaatjes
op vakantie kunnen gaan, want dan kun je ook met normale schoenen nog een
stukje fietsen.
Wil je echt op pad, of heb
je ook nog geen ervaring met toeclips opgedaan, ga dan gelijk over op een
modern klikpedaal. Klikpedalen zijn er in veel soorten, maar allemaal hebben
ze gemeen dat je een onder de zool geschroefd schoenplaatje in een pedaal
kunt klikken. Door je hiel naar buiten te draaien maak je de schoen weer
los. Zeker als je de grendel niet strak afstelt, is dat al bijna de zelfde
beweging als de voet van het pedaal nemen en aan de grond zetten. Bij toeclips
moet je de voet omhoog en naar achteren trekken, wat een duidelijk andere
beweging is. Toeclips hebben bovendien het probleem dat je voor efficient
klimmen de riemen strak moet aantrekken, maar dan krijg je je voet niet
meer uit het pedaal. Bij klikpedalen kun je met een klittenband-riem de
schoen zelf eventueel iets strakker dichtmaken.
Klikpedalen bestaan er in
veel uitvoeringen, maar voor vakantiegebruik zijn de ATB typen met kleine
metalen schoenplaatjes aan te bevelen. Daar horen dan ook ATB of fiets-loop
schoenen bij, waar de plaatjes verzonken in de zool kunnen worden aangebracht,
zodat je ook nog heel redelijk kunt lopen of zelfs autorijden! Eventueel
kun je zelfs je normale schoenen thuis laten. Wegpedalen zijn meestal enkelzijdig
zodat je ze moet omdraaien om de goede kant boven te krijgen. Dat omrollen
van het pedaal gaat soms lastig omdat je halverwege al met de hak van je
schoen tegen de tassen komt, en dan zijn de dubbelzijdige -altijd prijs-
ATB-pedalen veel handiger.
Schoenplaatjes zijn er vaak
in twee typen: met en zonder rotatiemogelijkheid. Zonder rotatiemogelijkheid
zit de schoen vast op het pedaal, en krijgen je knieen het zwaar te verduren
als de instelling niet 100% is. Met rotatiemogelijkheid (float) is de instelling
wat minder kritisch. Sommige fietsers draaaien hun voet tijdens de trapbeweging,
en die komen zeker niet met vaste plaatjes uit.
Het meest verbreide kliksysteem
voor mountainbikes is van Shimano (SPD), met ook diverse kloonvarianten,
maar Time is handiger in de modder. Speedplay 'Lollipops' hebben de meeste
float.
Afstelling
Schoenplaatjes afstellen
is vaak lastig, omdat je niet bij de schroefjes kunt als de schoen
op het pedaal staat, en omdat de afstelling weer verdraaid als je de schoen
loswrikt. Zet strepen op de schoenzool als referentie voor de voor-achter
instelling, en let op de speling tussen hak en crank voor de rotatie. Je
moet namelijk bij het afstellen twee zaken in de gaten houden: de voorwaartse
afstelling en de hoek tussen schoen en pedaal. De afstelling kan bovendien
links en rechts verschillend zijn, want het menselijk lichaam is zelden
echt symmetrisch. De afstelling voor-achter bepaalt waar de pedaalas onder
je voet komt te staan. Heb je last van kramp onder in je voeten dan kan
een steunzool helpen, maar vaak is het een echte oplossing om de voor-achter
afstelling te veranderen.
Pijn in je knieen kun je
krijgen als je voeten in een onnatuurlijke hoek worden gedwongen. Wat natuurlijk
is, is voor ieder individu weer anders. De één komt met zijn
enkels maar net langs de crank, een volgende fietst weer met zijn hakken
naar buiten. Juist is wat je zelf prettig vindt. Verschillen je benen zo
in lengte dat je er klachten van krijgt, experimenteer dan eens met een
vulstuk tussen schoen en schoenplaat voor het korte been. Verschillende
cranklengtes monteren wordt in het algemeen niet aanbevolen.
Cranklengte
Standaard worden cranks
verhandeld in 170 en 175 mm lengte. Met een beetje zoeken (en voor meer
geld) kun je ook cranks vinden tussen 165 (japanners zijn niet groot) en
180 mm, met tussenmaten om de 2.5 mm. TA gaat nog een stap verder met cranks
tussen 150 en 185 mm.
De cranklengte moet afhangen
van je beenlengte en je fietsstijl. Zo rijden baanrennners met relatief
korte cranks, want met maar één versnelling heb je een groot
toerenbereik nodig. ATB-ers en touristen met flink wat bagage zijn veel
tijd kwijt met het langzaam tegen een berg opkruipen, en dan zijn de grote
hefbomen van lange cranks weer van voordeel. Een grof lijstje beenlengte
vs cranklengte:
beenlengte |
cranklengte |
70 cm |
165 mm |
78 cm |
170 mm |
86 cm |
175 mm |
94 cm |
180 mm |
Stuurbreedte
Stuurbreedte is een thema
waar veel lawaai over wordt gemaakt. In de praktijk zijn de ergonomische
aspecten ondergeschikt aan de praktische.
Op een randonneur is een
smalle racebocht lastig in combinatie met een stuurtas, en een breed stuur
stuurt makkelijker, zeker als je een voordrager mee moet draaien. Op een
ATB stuur ben je beperkt in de minimale breedte omdat alle barends, remgrepen
en schakelaars ook op het stuur een plaatsje moeten vinden. Een smaller
stuur is natuurlijk wel aerodynamischer (in wielerfolkloretermen : een
breed stuur geeft meer lucht, maar daar bedoelden ze geloof ik wat anders
mee), en ook makkelijker manouvreren in nauwe ruimtes.
Kleine frames
Bij kleine frames lopen
we tegen het probleem op dat de wielen te groot worden. De logische oplossing
om over te gaan op kleinere wielen (of in ieder geval een kleiner voorwiel)
is niet altijd practisch. Banden, velgen en spaken zijn opeens lastig leverbaar,
het juiste verzet levert meer problemen op, en een wiel lenen (voor wielrenners
niet onbelangrijk) wordt opeens onmogelijk.
De problemen spitsen zich
toe op twee gebieden, als we het gezeur met te lange butted buizen en onorthodoxe
hoeken (lugs!) even negeren. Het eerste probleem is de lengte van de balhoofdbuis.
Om het balhoofdstel heel te houden is een minimum lengte noodzakelijk.
Als je dan uitgaat van een horizontale bovenbuis ligt de bovenkant van
het frame vast, en moet je het bracket omhoog brengen om het frame niet
te hoog te maken. Dit is niet elegant: het wordt de kleine persoon nog
moeilijker gemaakt om een voet aan de grond te zetten. De speling tussen
bovenbuis en kruis wordt ook kritiek. Met een lugloze bouwwijze kun je
er voor kiezen om het voorframe op te hogen door de bovenbuis schuin omhoog
te laten lopen. Wel betekent dit dat er aparte zorg aan de stuurpen besteedt
moet worden, want die moet veelal zo ver mogelijk naar beneden. Een stuurpen
met een te lange schacht kan tegen de inwendige versteviging in de binnenbalhoofdbuis
stoten, en gesmede pennen zijn misschien over een te kort stuk rond. Maar
er zijn ook baanpennen in de handel met een scherpere hoek waardoor het
stuur lager uitkomt, en anders kun je er een laten maken.
Het tweede probleem is de
overlap tussen pedaal en voorwiel, iets wat alleen bij heel lage snelheden
opvalt. Veel fietsers accepteren dit probleemloos, maar er zijn ook normen
die dit verbieden. DIN 79100 eist bijvoorbeeld een minimum afstand van
89 mm (pedaalas-wiel), tenzij de fiets met toeclips is uitgerust!
Als framebouwer beperken
we het probleem door de stuurpenlengte bij kleine frames kort te houden,
en door het kiezen van een minder steile balhoofdshoek. De bij kleine frames
oplopende zithoek helpt natuurlijk ook al. |