De spaak in het wiel
© m.s.gerritsen
1999-2009
Inhoud: spaak
wisselen, velg vervangen, wiel
richten, vanaf nul
beginnen
Spaak
wisselen.
Bij het
vervangen
van een spaak
in het achterwiel, zit je rechts vaak met het probleem
dat de
tandwieltjes
in de weg zitten voor het inrijgen van de nieuwe spaak.
Tijdelijk kun
je
dat probleem omzeilen met een noodspaak, maar dat is
geen oplossing
voor
honderden kilometers. De tandwielen moeten er dan dus
af, hoe dat moet
staat op een andere pagina.
Links of in het
voorwiel
heb je meestal minder problemen.
Een nieuwe
spaak
moet behalve
van de juiste lengte, ook nog van dezelfde diameter
zijn. En koop bij
voorkeur
reservespaken van hetzelfde merk: er zijn soms variaties
in de
schroefdraad,
en dan weet je tenminste zeker dat je de oude
spaaknippel kunt
gebruiken,
en het velglint kunt laten zitten. Merk-spaken hebben
een logootje van
de fabrikant op de spaakkop geperst, zodat je kunt
vergelijken.
Als je
onderstaand wiel bekijkt
zie je dat de spaken beurtelings met de kop naar
buiten en met de kop
aan
de binnenkant door de flens gestoken zijn. Het
spaakpatroon van dit
wiel
is kruis drie, dwz als je
een spaak (pijl)
vanaf de naaf volgt, de spaak 3 keer een andere spaak
(uit de zelfde
flens)
kruist. Bij 1 en 2 gaat de spaak over de onderliggende
spaken, bij drie
is de volgorde omgedraaid en gaat onze spaak
achterlangs.
- Om een
nieuwe
spaak in het wiel
te rijgen verwijder je eerst de spaakkop van de
gebroken spaak uit de
flens,
Betreft het
een
spaak die
van buiten naar binnen moet, hou dan in de gaten waar
je met het
uiteinde
heen wilt. Andersom, dus met de spaakkop binnenin, heb
je geen
problemen
want dan kun je de spaak buiten het wiel omklappen. In
het eerste geval
wurm je de spaak op een zo tactisch mogelijke plek
door het
spaakpatroon
aan de andere kant (dus achter het laatste kruis),
zodat je de spaak
zonder
al te veel buigwerk door het vlechtwerk heen kunt
krijgen. Kruisende
spaken
moet je misschien van elkaar duwen om de spaak 'door
het kruis' te
krijgen.
De spaak wordt wel krom, maar zeker in het midden kan
hij daar wel
tegen,
en je trekt het later wel weer recht. Kijk goed hoe de
andere spaken in
het wiel zitten, meestal wordt de spaak zoals
hierboven te zien bij het
laatste kruis achterlangs gestoken. Dat doen wij dus
dan ook, maar pas
wel op dat je dan met het schroefdraadeind geen grote
kras op de velg
maakt.
- Draai nu
de
gebroken spaak uit
de nippel. Lukt dat niet met de blote vingers, dan
hou je de nippel
tegen
met de spaaksleutel, en buig je een zwengel in de
spaak. Heb je dubbel
gebuste velgen, of platte velgen waar het spaaklint
op de nippelkop
ligt,
dan kun je dat onbezorgd doen. Heb je holle velgen
zonder busjes, dan
is
het zaak de nippel niet op het laatst in de velg te
laten vallen, want
dan moet je alsnog de band en het velglint
demonteren en gaan
hengelen.
- Draai
de
spaak
aan totdat het
gevoel en geluid (als je gitaar speelt) weer overeen
komt met de andere
spaken aan die kant. Heb je ouderwetse velgen,
waarbij het velglint
over
de spaaknippelkoppen heen hobbelt, dan is het aan te
bevelen om te
kijken
of de spaak nu niet door het velglint steekt, heb je
holle velgen
(zoals
het hoort) dan zou dat niet nodig moeten zijn. Nu
kun je weer rijden,
maar
mooier (en moeilijker) is het natuurlijk om
het laatste beetje
slag
er uit te halen
Velg
vervangen
Velgen hebben
niet
het eeuwige
leven. Door de schurende werking van de remblokjes
worden ze dunner, en
op een gegeven moment scheurt de wand onder invloed van
de
bandenspanning,
de rem of een hobbel in de weg in. Vaak voel je het
aankomen, maar als
je pech hebt krijg je een binnenband om je oren.
Een ingesleten
velg
voelt hol
aan, en met een schuifmaat en een klein boortje oid (om
de groef voor
de
band te overbruggen) kun je de wanddikte ook opmeten.
Velgen beginnen
nieuw
met een wanddikte van ca 1.6-1.9 mm, en als ze scheuren
meet je meestal
rond de 0.9mm. Iets minder desastreus zijn scheuren rond
de spaakgaten.
De band blijft daarbij tenminste heel, en je kunt er, al
dan niet met
assistentie
van de spaaksleutel, vaak nog een heel eind op
doorrijden.
Maar als de
velg
gescheurd
is, of als je de velg met een landhek of door er op te
gaan staan weer
ongeveer terug in model hebt moeten brengen, wordt het
tijd voor een
nieuwe.
Wil je de spaken blijven gebruiken, dan moet de nieuwe
velg niet teveel
verschillen van de oude: behalve velgdiameter en
spaakgat-aantal moet
ook
de spaaknippeldiepte overeenstemmen. Het hergebruiken
van spaken heeft
echter alleen zin als de nippels nog willen draaien.
Is het wiel erg
oud,
dan doe je jezelf met 36 keer knip (wel eerst het
pignon eraf!!, en
kijk
uit voor wegschietende spaken !!!) veel plezier. Maar
als een goed en
recent
wiel in een valpartij sneuvelt heb je een redelijke
kans.
Begin met
alle
spaaknippels
1-2 slag los te draaien. Leg de nieuwe velg op de oude
met de
ventielgaten
op elkaar, en plak hem met plakband op drie plaatsen
vast. Zet nu de
spaken
over, kant voor kant. Een -electrische-
schroevendraaier is hierbij wel
zo snel. Draai alle nippeltjes gelijk aan,
bijvoorbeeld zover dat de
schroefdraad
niet of 1 mm zichtbaar is, en richt dan het wiel.
Wiel
richten
Een wiel zonder
slingering en
met strakke spaken gaat langer mee, stuurt lekkerder en
remt ook beter.
En het heeft iets magisch om met een bos los ijzerdraad
te beginnen en
een constructie af te leveren die 700 x zijn eigen
gewicht kan
hebben!
Je kunt een
wiel
richten
door met een spaaksleutel de nippels verder op de spaak
te schroeven.
De
spaak wordt dan korter en zal harder aan de velg gaan
trekken.
Bij het
opzetten van
een
tent met scheerlijnen (boven) doe je in wezen het
zelfde als bij een
wiel
(onder).
Maak je de
rechter
spaak korter
dan gaat de velg naar rechts, maak je beide spaken
evenveel korter dan
trek je dat stuk van de velg dichter naar de naaf, en
zet je de spaken
losser dan veert de velg daar weer uit.
De
basistechniek
is voor
oude of nieuwe wielen hetzelfde: reduceer eerst de
hoogteslag, en
corrigeer
vervolgens de zijdelingse slag, er voor zorgend dat de
velg in het
midden
van de naaf blijft. Als dat gelukt is breng je de
spaken in een aantal
stapjes op spanning, waarbij je er op let dat alle
spaken evenveel
dragen
en het wiel recht blijft. Ervaren wielenbouwers
beginnen met de
achtervelg
rechts uit het midden te richten. Op het laatst trek
je dan met de
minder
strak staande linker spaken de velg naar het midden.
Je hebt dan minder
last van de torsie in de strakke rechter spaken, maar
je hebt er wel
wat
gevoel voor nodig om goed uit te komen.
Bij een
voorwiel
heb je
het voordeel dat alle spaken evenveel invloed hebben,
bij een paraplu
gespaakt
achterwiel is dat duidelijk niet zo. De bijna rechtop
staande
freewheel-kant
spaken staan twee keer zo strak als de schuine spaken
links: de
rechterspaken
hebben dan veel invloed op de hoogteslag, de linker
doen juist meer in
het links-rechts vlak. Voorwielen met schijfremmen
zijn trouwens ook
asymmetrisch.
Begin met
een
goede spaaksleutel
en een bruikbare opstelling. Thuis is dat mischien een
wielen-richter,
op vakantie leg je de fiets op een tas, of hang je de
fiets aan een
verkeersbord
oid. Een goede spaaksleutel
pakt
de
nippel op drie hoeken en moet je langs de spaak op de
nippel schuiven.
Het klassieke model spaaksleutel dat je vanaf de
zijkant op de nippel
schuift
werkt lekker snel totdat je de nippel beschadigd hebt.
Een
nieuw
wiel richten
- Heb je
het
wiel net gevlochten dan begin je met het gelijkmatig
opdraaien van alle
nippels. Afhankelijk van de spaaklengte kun je
mikken op 'alle
schroefdraad net niet meer zichtbaar' of 'alle
spaken tot net aan de
schroefsleuf in de nippel' De bedoeling is dat de
spaken niet meer
rammelen en de velg niet als een gek slingert
- Meestal
doet
die dat wel, dus draai de spaken strakker aan de
kant tegen over de
grootste uitwijking. In dit stadium is het voor de
hand liggend dat de
spaken nog niet te strak staan, maar als je een
spaak te strak hebt
staan heeft die natuurlijk overdreven effect. Door
te voelen en gitaar
te spelen en te luisteren pik je die spaak er wel
tussen uit. Die zet
je dan natuurlijk losser.
- Als het
wiel
wat lijkt corrigeer je de spaakbochten. Standaard
zijn alle spaken
hetzelfde, maar de spaken met de koppen aan de
binnenkant moeten een
grotere (buiten)bocht maken dan de spaken aan de
binnenkant. Grijp alle
tegen over elkaar liggende spaakparen beet en knijp
ze met de hand in
de
goede richting.
- Als het
wiel
nu weer slingert draai je de spaken weer bij totdat
de zijdelingse slag
weer kleiner is dan +/- 1mm
- Ga nu
over op
de hoogteslag. De hoge punten druk je richting naaf
door de spaken aan
te draaien, de lage punten laat je omhoog komen door
de spaken te
lossen. Probeer evenveel spaken losser te zetten als
strakker te
draaien, het is nog niet de bedoeling de spanning op
te voeren, daar
heb je maar werk van. Gebruik wel je
verstand/gevoel, spaken die in
vergelijking met de rest opvallend los staan zet je
niet nog verder
los, spaken die al heel strak staan ga je niet
strakker zetten als je
ook al wat van de last naar buurtspaken kunt
overhevelen.In dit stadium
werken met hele omwentelingen is practisch, dan kun
je de spaaksleutel
weer in de uitgangspositie van de nippel pakken.
- Tijdens
het
corrigeren van de hoogteslag zal de zijdelingse slag
wel weer toenemen,
als dat te gek wordt maak je dat tussen door weer
even in orde.
- Ben je
tevreden over de hoogteslag (bij veel velgen hou je
een tik bij de las,
dat is beter dan de spaakspanning daar erg af te
laten wijken) dan kun
je de zijdelingse slag weer gaan corrigeren, en
beginnen met het
verhogen van de spaakspanning. Kijk nu ook eens of
de velg nog uit het
midden staat (naafcontroleur of het wiel
achterstevoren zetten) dan
weet je of je een bepaalde kant op moet werken.
- Ben je
tevreden, breng
dan
de spaken op spanning: begin bij het ventiel, draai
alle spaken een
kwart
slag aan, controleer en herstel ingelopen foutjes en
herhaal deze
cyclus.
Draai bij een achterwiel de rechter spaken vaker aan
dan de linker,
anders
verschuift de velg naar links. In drie beurten
werken (rechter spaken,
linker spaken en weer de rechter spaken spannen)
werkt meestal heel
goed. Het is de bedoeling dat alle spaken aan
dezelfde kant
dezelfde spanning kijgen, dus je gebruikt wel je
gevoel. Spaken die
makkelijk lopen draai je wat verder door, spaken die
al zwaar gaan
draai je wat minder op.
- Tegen
de
tijd dat de spaken echt op spanning
komen, merk je ook dat je de spaken eerst opwindt
voordat de nippel op
de schroefdraad draait. Heb je de schroefdraad
vooraf ingevet dan heb
je
daar minder last van, maar bij erg paraplu gespaakte
wielen lopen de
linker
spaken dan mischien weer los (oplossing: uithardende
lijnolie gebruiken
of voor de optimisten borgvloeistof) Als je een
spaak een stuk opdraait
moet je de nippels iedere keer op gevoel weer net
zoveel terug draaien.
(bij platte aerospaken kun je zien dat alle
spaken getwist
staan!) Laat je dit na, dan zullen de
spaken zich (Toinggg!) zetten als je de eerste
meters fietst: je wiel
is
dan al weer minder recht als het was.
- Hoe strak
de
spaken mogen staan hangt af van de velg, een normaal
getal voor
spaakspanning is 90-110 kgf, maar sommige aerowielen
doen het met
160kgf ! Heb je geen spaakspanningsmeter dan kun je
je wiel vergelijken
met een bestaand wiel. De spaken aan de cassettekant
zulllen doorgaans
strakker staan dan de spaken in je voorwiel, de
linker spaken klinken
juist weer iets doffer.
- Als
laatste
grijp je alle spaakparen
links en rechts tegenover elkaar beet en knijp je er
zo hard mogelijk
in.
Door deze overbelasting zullen de nippels en
spaakkoppen beter inbedden
en blijft het wiel (wel nu weer even corrigeren)
langer strak.
Een bestaand wiel met een
slag
richten
- Draai het
wiel
en bekijk
de slingering ten opzichte van een vast
referentiepunt op 1-2 mm
afstand
van de velg, bijvoorbeeld een remblokje. Focus op de
ergste hobbel,
stop het wiel en stel de nippels in dat gebied bij.
Staan de spaken nog
niet op spanning dan is twee omwentelingen heel
gewoon, kun je al op
het
wiel gitaarspelen, dan is een kwart omwenteling al
veel.
- Geef het
wiel
weer een zwengel en controleer de verbetering en ga
door naar dezelfde
of een andere hobbel. Begin met eerst de hoogteslag
zo goed mogelijk
weg
te werken, pas als dat gelukt is ga je serieus met
de zijdelingse slag
aan de gang.
- Behalve
nippels strakker draaien kun je ze ook losser
zetten,
bijvoorbeeld om een kuil omhoog te werken. Maar
staan de spaken nog
heel los,
dan is het misschien voordeliger om 26 spaken
vaster, dan om 10 spaken
losser te draaien. Om te controleren of de velg in
het midden over de
naaf
staat kun je tijdelijk het wiel achterstevoren in
het frame zetten.
Komt
de velg dan weer net zo tussen de framebuizen, dan
is het wiel
symmetrisch.
- Ben je
tevreden, breng dan
de spaken op spanning: begin bij het ventiel, draai
alle spaken een
kwart
slag aan, controleer en herstel ingelopen foutjes en
herhaal deze
cyclus.
Draai bij een achterwiel de rechter spaken vaker aan
dan de linker,
anders
verschuift de velg naar links. In drie beurten
werken (rechter spaken,
linker spaken en weer de rechter spaken spannen)
werkt meestal heel
goed. Tegen de tijd dat de spaken echt op spanning
komen, merk je ook dat je de spaken eerst opwindt
voordat de nippel op
de schroefdraad draait. Heb je de schroefdraad
vooraf ingevet dan heb
je
daar minder last van, maar bij erg paraplu gespaakte
wielen lopen de
linker
spaken dan mischien weer los (oplossing: uithardende
lijnolie gebruiken
of voor de optimisten borgvloeistof) Als je een
spaak een stuk opdraait
moet je de nippels iedere keer op gevoel weer net
zoveel terug draaien.
(bij platte aerospaken kun je het zien!) Laat je dit
na, dan zullen de
spaken zich (Toinggg!) zetten als je de eerste
meters fietst: je wiel
is
dan al weer minder recht als het was.
- Als
laatste
grijp je alle spaakparen
links en rechts tegenover elkaar beet en knijp je er
zo hard mogelijk
in.
Door deze overbelasting zullen de nippels en
spaakkoppen beter inbedden
en blijft het wiel (wel nu weer even corrigeren)
langer strak.
Een nieuw wiel met een topklasse
velg kun je richten met een tolerantie van +/-0.05 mm.
Maar heb je een
knik in de velg dan ben je allang blij als het wiel
weer tussen de
remblokken
door wil, en kun je ook minder eisen stellen ten
aanzien van de
gelijkmatigheid
van de spaakspanning. Bij nieuwe velgen kun je lokale
deuken vaak nog
wel
weer redelijk wegkloppen met een blokje en een hamer,
maar zijn de
zijkanten
al flink versleten en gegroefd zijn moet je dat niet
proberen: de kans
is heel groot dat het aluminium dan inscheurt, direct,
of zodra je de
band
oppompt.
Als je een
fabriekswiel
hebt, is de kans heel groot dat de schroefdraad niet
eerst was ingevet.
Na een paar jaar trouwe dienst wil de nippel dan niet
meer draaien.
Probeer
dan met kruipolie of je de nippels niet eerst een paar
slagen los kunt
draaien. Olie de spaken en de koppen van de nippels in
de velg weer in
en breng het wiel nu opnieuw weer op spanning. In
zware gevallen, of
als
iemand de nippels vastgeplakt heeft met borgvloeistof,
moet je eerst 36
x een nippel heet stoken (200 gr.) en inolien om de
roest of lijm kapot
te maken voor je iets met zo'n wiel kunt
beginnen.
Total loss richten
Als je de
velg (al
dan niet
met behulp van derden) zo krom gereden hebt dat het
wiel met geen
mogelijkheid
meer door het frame wil draaien, is de velg in
principe total loss.
Maar
de onderdelenvoorziening is niet overal zo
georganiseerd als thuis, dus
het kan de moeite lonen om te proberen de fiets weer
rijdbaar te
krijgen
met de spullen die je hebt. Hoe nieuwer de velg hoe
beter de
vooruitzichten
op succes, want een ver versleten remvlak scheurt
makkelijk in.
- Nee heb
je,
ja
kun je krijgen,
dus begin dan met het losdraaien van alle spaken.
Laat de spaken
daarbij
in de naaf zitten. Desgewenst kun de spaakeinden in
twee bosjes
tegenover
elkaar met twee elastiekjes bij elkaar binden.
- Bestudeer
de
velg en bekijk
waar de zijdelingse knikken zitten. Meestal zijn er
een of twee grote
en
een paar kleinere knikken wardoor de uitgespaakte
velg gauw 10-15 cm
'breed'
is geworden.
- Probeer
die
bochten er weer
zo goed mogelijk uit te buigen. De velg net achter
de knik in een
bankschroef
klemmen en hard te duwen gaat het beste, maar met
een landhek ed kom je
ook een heel eind. Ga de hele velg rond en probeer
de velg weer zo goed
mogelijk vlak te krijgen. Met een tolerantie op de
vlakheid van 1-2 cm
mag je heel tevreden zijn, zeker bij een moderne
stijve velg. Gestoken
velgen gaan misschien op de verbinding open staan,
maar dat trek je met
de spaakspanning gedeeltelijk weer dicht.
- Vlecht
de
naaf
weer terug in
de gerichte velg, spieken bij het voorwiel (hoe zat
het ook alweer?) mag
- Laat de
spaken
zo los mogelijk
en begin met het richten van de hoogteslag. Probeer
die er zo goed
mogelijk
uit te halen, zonder je druk te maken over de
zijslag. Want om de
zijslag
er uit te halen moet je de spaken zo strak zetten
dat je dan qua
hoogteslag
niets meer te vertellen hebt.
- Ben je
tevreden
over de hoogteslag,
begin dan pas serieus te werken aan de zijslag.
Tegen de tijd dat je
die
er uit hebt zal je de spaken ook wel redelijk op
spanning hebben.
Perfect
wordt zo'n wiel natuurlijk nooit meer, want alle
knikken in de velg
vertalen
zich in een verhoogde of juist veel te lage
spaakspanning. Maar tegen
de
tijd dat je zover bent, heb je voldoende handigheid
opgebouwd om
brekende
of loslopende spaken bij te kunnen houden.
Vanaf
nul
beginnen.
Een wiel vlechten lijkt
ingewikkeld, maar
in het tuchthuis leerde men het ook al...
Je kunt
allerlei
patronen
vlechten, maar het meest standaard is 36 spaken en
kruis 3 (zie boven).
Kruis 4 heeft ook zo zijn aanhangers ('meer vering',
'sterker') maar ik
hou niet zo van de achter de spaaknippel afbrekende
spaken: als de
spaaknippel-spaakgat
combinatie de scherpere hoek niet kan bijbenen
ontstaat er een knik in
de spaak. Niet practisch is ook dat vaak de spaken in
de flens over de kop van de naburige spaak liggen. Het
mogelijke aantal kruisen hangt trouwens af van het
aantal spaken, bij 48 spaken heeft kruis 4 dezelfde
geometria als kruis 3 bij 36 .
Voor het
gemak ga ik
uit
van een cassette-naaf en 36 dezelfde spaken (Maar
om het spannend te maken zijn de plaatjes van een 32
gaats voornaaf met
kruis 2 ;) ) .
Theoretisch gaan rechts
kortere
spaken in een achterwiel dan links, in de praktijk doe
je daar in het
begin
meestal niet moeilijk over. Het lengteverschil
ontstaat doordat de
rechter-flens
meer naar het midden staat: de ruimte voor al die
tandwielen moet
ergens
vandaan komen. Zo'n wiel heet vanwege de
dwars-doorsnede 'paraplu
gespaakt'.
Omdat het wiel daar niet sterker op wordt, is er een
tendens naar
steeds
breder wordende naven: tandems gaan al naar 160 mm,
terwijl 20 jaar
geleden
120 al heel wat was. Een andere leuke truc is trouwens
een
asymmetrische
velg, waarbij de spaakgaten allemaal naar links zijn
verplaatst. De
spaken
staan dan minder paraplu.
Maar genoeg
theorie,
de
vraag is wat moet je doen met je bouwpakket:
- Vet
alle
schroefdraad van de
spaken in, of doop ze in lijnolie
- Steek 9
spaken
van buiten naar
binnen door de rechter flens, sla dus telkens een
gat over. Ga achter
de
velg zitten (ik bezie het wiel in rijrichting), en
steek de eerste
-willekeurige-
spaak in het eerste spaakgat (no1) na het ventiel
(met de klok mee).
- De
spaakgaten in
de velg zitten
echter om en om links/rechts uit het midden, dus als
dit gat toevallig
links zit of links gericht is pakken we no. 2. Bij
diepe aerovelgen let
je op de orientatie ten opzichte van het grote gat
in het velgbed, in
geval
van twijfel kun je ook gewoon proberen met een
nippel op een spaak
welke
kant op de nippel het gelukkigst is. Schroef de
nippel enkele slagen op
de spaak. Sla telkens drie gaten over en breng de
andere 8 spaken aan.
- De
volgende
stap
is het aanbrengen
van de corresponderende spaken in de linker flens.
Deze stap is
kritisch,
want het is de bedoeling dat straks alle spaken van
het ventielgat
afwijzen, zodat we daar ruimte voor de fietspomp
hebben. Draai het
freewheel
op (met de klok mee) totdat de naaf strak
staat.
- Leg een
spaak
parallel aan de
as over de flenzen, en merk op dat de spaakgaten in
de flenzen ten
opzichte
van elkaar verspringen: ten opzichte van de spaken
in de rechter flens
heb je links 'vroege' en 'late' gaten'. Heb je net
bij het ventiel no2
gebruikt, dan moet je de vroege gaten hebben om nu
velggat no 1 bezet
te
krijgen en vice versa. Breng met deze kennis de
negen spaken aan, ook
weer
van buiten naar binnen. Ben je zover dan heb je het
moeilijkste gehad.
- Als
alles
goed
ging kun je controleren
dat als je aan het freewheel draait, en dus het
spaakpatroon strak
trekt,
er geen spaak de lijn tusssen wielas en het
ventielgat kruist.
- Steek
nu 9
spaken van binnen
naar buiten in de rechter flens. Hou het freewheel
nog steeds goed
opgedraaid,
en breng de eerste spaak in de richting waar je het
juiste spaakgat in
de velg vermoed. Tel uit wat de derde spaak is die
je passeert en
vlecht
de spaak achterlangs. Je moet dus twee keer met het
scherpe spaakeinde
over de velg heen, dus hou de spaak krom om geen
krassen te maken.
Steek
een nippel in het gewenste gat (=2e gat vanaf de
gekruiste spaak) en
draai
de spaak enkele slagen vast. Nu kom je niet meer met
je vingers uit en
heb je veel plezier van een middelgrote
schroevedraaier. Maak de rest
van
de flens af.
- Draai
het
wiel
om en vul op
de zelfde wijze de overblijvende negen gaten in naaf
en velg.
- Draai
met de
schroevedraaier
de nippels gelijkmatig op de spaken, bv links met
nog 1 mm schroefdraad
zichtbaar, en rechts met alle draad net uit het
zicht.
- Dit
hangt
natuurlijk af van
de spaaklengte, het is de bedoeling dat het wiel
niet meer rammelt,
maar
nog lang niet op spanning is. De spaken met de
kopjes naar binnen
hebben
het vast nog moeilijk om de scherpe bocht te maken
om de flens heen,
dus
die buig je met de duimen nog iets verder bij.
- Nu kun
je
het
wiel in een wielenrichter
zetten en verder af maken
.
|